De 20 invloedrijkste industrielanden zijn het er nog niet over eens hoe de economische groei in de periode tot 2018 met 2 procent moet worden opgevoerd.
Dat bleek zondag na afloop van een vergadering van de ministers van Financiën en centrale bankiers van de G20 in de Australische stad Cairns.
Tot dusver zijn maatregelen overeengekomen die voor 1,8 procent extra groei zorgen. De G20-landen zoeken het vooral in extra investeringen, met name in infrastructuur. Die moeten de economie en werkgelegenheid de komende jaren een extra duwtje in de rug geven.
Om aan de beoogde 2 procent te komen, zou volgens landen als de Verenigde Staten vooral Europa meer haast moeten maken met stimuleringsmaatregelen. Met name Duitsland is het daarmee oneens en blijft hameren op hervormingen en begrotingsdiscipline.
Steun aan economie
“Mijn zorg is dat als de inspanningen om de vraag te stimuleren te lang worden uitgesteld, er een risico is dat de tegenwind sterker wordt, en wat Europa nodig heeft is wat rugwind voor de economie”, zei de Amerikaanse minister van Financiën Jack Lew. Ook Japan zou volgens hem de eigen economie meer moeten ondersteunen.
Het ruime monetaire beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) heeft nog geen einde kunnen maken aan de periode van zwakke binnenlandse vraag en lage inflatie in de eurozone. ECB-president Mario Draghi riep sterkere eurolanden als Duitsland vorige maand al op de portemonnee te trekken om de economie vooruit te helpen.
Strengere belastingregels
De G20 hebben ook verder gewerkt aan strengere belastingregels voor grote bedrijven. Nu bestaan er voor multinationals nog vluchtmogelijkheden via brievenbusfirma's in landen met een fiscaal vriendelijker klimaat. Met een betere afstemming van regels en uitwisseling van informatie moeten die mazen in de wet worden gedicht.
In november is in Brisbane de volgende topontmoeting tussen de staatshoofden en regeringsleiders van de G20. Dan moeten knopen worden doorgehakt.
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl